Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het consumentenkrediet

 

Artikel 4
1
Deze wet geldt voorts niet voor krediettransacties:
a
waarbij het effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis, berekend op door Onze Minister aan te geven wijze, op het tijdstip van aangaan van de transactie niet meer bedraagt dan de wettelijke rente, zoals vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, mits geen openbaar aanbod wordt gedaan tot het deelnemen aan die transacties;
b
betreffende zaken, die naar hun aard uitsluitend in de uitoefening van een bedrijf of van een zelfstandig uitgeoefend beroep plegen te worden gebruikt of verbruikt;
c
waaraan als kredietnemer deelneemt een ondernemer, die de betrokken zaken in de uitoefening van een bedrijf wederverkoopt;
d
waaraan als kredietnemer deelneemt een ondernemer of zelfstandige beroepsbeoefenaar en met betrekking waartoe in een door de kredietnemer ondertekende verklaring staat vermeld, dat het krediet wordt verleend ten behoeve van de uitoefening van diens bedrijf of beroep;
e
die bestaan uit een overeenkomst van huur en verhuur of waartoe een zodanige overeenkomst behoort, tenzij deze betrekking heeft op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken en de strekking heeft dat het verschaffen van het genot van de zaak, waarop de overeenkomst betrekking heeft, al of niet door verlenging van die overeenkomst of het aangaan van een nieuwe overeenkomst, langer dan zes maanden zal duren;
f
die bestaan uit een geldkrediet, bij het aangaan waarvan hypothecaire zekerheid wordt verleend, dan wel een geldkrediet met betrekking waartoe reeds hypothecaire zekerheid bestaan, mits het krediet wordt verleend tegen een voor hypothecaire financieringen van de betrokken kredietgever gebruikelijk effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis;
g
die bestaan uit belening van een levensverzekering bij de betrokken levensverzekeraar;
h
die bestaan uit belening van ter beurze genoteerde effecten dan wel van niet ter beurze genoteerde effecten, voor zover de waarde daarvan door middel van een openbare prijsaanduiding voor een ieder kenbaar is, mits de kredietsom de waarde van de betrokken effecten op het tijdstip van het aangaan van de transactie niet te boven gaat;
i
die bestaan uit een belening in de zin van de Pandhuiswet (Stb. 1910, 321), welke plaats vindt in een bank van lening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van die wet, indien daar in hoofdzaak beleningen plaatsvinden op de in die bepaling omschreven wijze;
j
waaraan wordt deelgenomen door openbare lichamen, ter uitvoering van een wettelijke taak.
2
[Vervallen.]
3
Indien een kredietgever bij het deelnemen aan krediettransacties als bedoeld in het eerste lid, onder a, handelt in strijd met hetgeen van een goed kredietgever in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht kan Onze Minister deze wet dan wel een of meer bepalingen daarvan van toepassing verklaren ter zake van zodanige krediettransacties.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •